Kwartierstaten

Om tot de orde te worden toegelaten moeten kandidaten “van reformatorische huize dan wel gezindheid” zijn. Bovendien moeten zij adelspapieren overleggen: “een adellijk kwartier paternel en een adellijk kwartier maternel, waarbij het kwartier paternel dient te behoren tot een geslacht waarvan de adeldom teruggaat tot vóór 1795”. Leden moeten dus stammen uit een oud protestants adelsgeslacht. Hun moeder moet ook van adel zijn, maar mag behoren tot een familie die in de negentiende of twintigste eeuw in de adelstand is verheven. Vóór de statutenwijziging van 2006 waren de eisen strenger. Toen werden vier kwartieren oude adel verlangd.

Of kandidaten aan de vereisten voldoen, wordt gecontroleerd door de Hoge Raad van Adel in Den Haag. Dit in 1814 ingestelde college heeft tot taak om alles wat in Nederland met adeldom te maken heeft in goede banen te leiden. Na het herstel van de RDO in 1815 heeft koning Willem I de Hoge Raad van Adel opgedragen om te toetsen of potentiële leden van de RDO aan de criteria voldeden. Vóór de opheffing van de RDO in 1811 deed de orde dat zelf en in verder verleden hadden de Staten van Utrecht die taak.

Wanneer een lid wordt toegelaten, wordt een zogeheten kwartierstaat opgemaakt. Een door een kalligraaf  opgemaakt vel papier met de namen en wapens van de betrokkene en diens ouders wordt ondertekend door voorzitter en secretaris van de Hoge Raad van Adel. Vóór 2006 werden ook de namen en wapens van de grootouders toegevoegd. Alle kwartierstaten vanaf de achttiende eeuw worden in het archief van de RDO bewaard. Ze zijn gefotografeerd en op de website raadpleegbaar.